21 | Toen kwam Elia dichter bij het hele volk en zei: 1)
Tot wanneer hinken jullie op twee krukkige gedachten. 2)
Als JHWH de god is, ga dan achter hem aan. Maar als de baäl dat is, ga dan achter hem aan. Maar het volk antwoordde hem met geen woord.
|
22 | Elia zei tot het volk:
Ik ben als profeet van JHWH alleen overgebleven
maar de baälsprofeten zijn met vierhonderd en vijftig man. |
23 | Laat men ons twee stieren geven.
Zij moeten voor zichzelf de ene stier uitkiezen, hem in stukken hakken en op de stukken hout leggen, maar vuur mogen ze er niet bij leggen. Ik zal de andere stier klaarmaken en [zijn plaats] op de houtstukken geven, maar vuur zal ik er niet bij leggen. |
24 | Jullie moeten de naam van jullie god uitroepen
maar ik zal zelf de naam van JHWH uitroepen en de god die zal antwoorden met vuur: hij zal dé god zijn. Toen antwoordde het hele volk:
Goed gesproken! |
25 | Elia zei tegen de baälsprofeten:
Kiezen jullie je de eerste stier uit
en maak hem als eerste klaar want jullie zijn met zo velen. Roep [dan] de naam van jullie god uit maar vuur mogen jullie er niet bij leggen. |
26 | Zij namen de stier die men hun gegeven had
en maakten hem klaar. Zij riepen de naam van de baäl uit van de morgen tot het middaguur met de woorden: O Baäl, antwoord ons! Maar nee: taal noch teken. 3) Zij huppelden nog uitbundiger bij het altaar dat men klaargemaakt had. 4) |
27 | Het geschiedde tegen het middaguur
dat Elia hen begon te bespotten en hij zei Jullie moeten met luide stem roepen.
Natuurlijk is hij een god, Hij is vast in gedachten of naar een zekere plaats, 5) of hij is onderweg. Wellicht is hij in slaap, en wordt hij wakker. |
28 | Zij riepen met luide stem
en takelden zich volgens hun gebruik toe met zwaarden en met speren tot er bloed langs hen stroomde. |
29 | Het geschiedde zodra het middaguur voorbij was,
dat ze als profeten te keer bleven gaan, 6) tot de tijd van het spijsoffer, maar nee: taal noch teken, noch enige andere reactie. |
30 | Toen zei Elia tot het gehele volk:
Kom dichter bij me.
Het gehele volk kwam dichter bij hem.
Hij herstelde het altaar van JHWH dat afgebroken was.
|
31 | Elia nam twaalf stenen
in overeenstemming met het aantal van de zonen van Jakob, tot wie het woord van JHWH gekomen was: Israël zal je naam zijn. |
32 | Hij bouwde met de stenen een altaar ter ere van de naam van JHWH
en maakte een greppel die groot genoeg was voor twee maten zaaigoed rondom het altaar. |
33 | Hij rangschikte de stukken hout,
sneed de stier in stukken en legde hem op de stukken hout. |
34 | Hij zei:
Vul vier kruiken met water
en giet het over het brandoffer en over de houtblokken Hij zei:
Doe het voor de tweede keer en zij deden het voor de tweede keer.
Hij zei:
Doe het voor de derde keer en ze deden het voor de derde keer.
|
35 | Het water liep rondom het altaar,
ook de greppel vulde hij met water. |
36 | Het geschiedde op de tijd van het spijsoffer
dat de profeet Elia dichterbij kwam en zei: JHWH, god van Abraham, Isaak en Israël,
vandaag moet bekend worden dat U God bent in Israël en ik uw dienstknecht en dat ik door uw woord heb gedaan al wat hier is verwoord. 7) |
37 | Antwoord mij, JHWH, antwoord mij.
Dan zal dit volk weten dat U, JHWH dé god bent en dat U hun hart een wending terug heeft laten nemen. |
38 | Toen viel het vuur van JHWH [uit de hemel]
en het verteerde het brandoffer en de houtblokken, de stenen en het stof, het water in de greppel likte het op. |
39 | Toen het gehele volk dit zag,
werd het gevloerd 8) en het zei: JHWH, hij is dé god,
JHWH, hij is dé god. |